Kraamvrouwen met bloedarmoede door overmatig bloedverlies bij de bevalling knappen nauwelijks op van een bloedtransfusie. Dat zeggen onderzoekers van het Erasmus MC en Sanquin Bloedvoorziening. Daarom is in deze situatie terughoudendheid geboden. Dit kan een flinke besparing in het gebruik van donorbloed opleveren.
Arts-onderzoeker Babette Prick coƶrdineerde een landelijke studie waaraan tussen 2004 en 2011 521 vrouwen meededen die meer dan een liter bloed hadden verloren bij de bevalling. De kraamvrouwen in de studie hadden acute bloedarmoede, met een hemoglobine (Hb) waarde tussen de 3.0 en 4.9 mmol/L. De helft van de vrouwen kreeg een bloedtransfusie, de andere helft werd behandeld met ijzer en foliumzuur. De lichamelijke vermoeidheid drie dagen na de bevalling werd als belangrijkste uitkomstmaat genomen. “Vrouwen zonder bloedtransfusie voelden zich nauwelijks meer vermoeid dan vrouwen die wel een transfusie kregen; het verschil was te klein om een transfusie te rechtvaardigen”, legt Prick uit. “Want hoe veilig bloedtransfusies ook zijn, besmettingen met micro-organismen zijn nooit helemaal uit te sluiten. Ook is er altijd een kleine kans op een transfusiereactie of vorming van antistoffen. Daarnaast is het natuurlijk ook van belang om zo zuinig mogelijk met donorbloed om te springen.”
Besparing
In Nederland vinden per jaar 200.000 bevallingen plaats. Bij ongeveer 4,5% van de bevallingen verliezen vrouwen meer dan een liter bloed, dat zijn ca. 9000 bevallingen. “Op de plaats waar de placenta loskomt van de baarmoeder, ontstaat een soort wond. Als de placenta niet snel genoeg loskomt, of de baarmoeder niet goed samentrekt, treedt ruim bloedverlies op”, vertelt Prick. Ze rekende uit dat een bloedtransfusie bij kraamvrouwen 249 euro extra aan kosten meebrengt ten opzichte van een afwachtende houding. Daarin woog ze zoveel mogelijk zorgkosten mee, zoals ziekenhuisopname, verpleeghulp, bloedtransfusie, en alle gebruikte medicijnen. Minder bloedtransfusies in het kraambed zou kunnen leiden tot een besparing in zorgkosten tot enkele tonnen per jaar.
Voorspelmodel
Prick vindt dat alleen het Hb-gehalte geen goede leidraad is om te beslissen of een kraamvrouw een bloedtransfusie nodig heeft. “13% van de vrouwen die geen transfusie kregen, hadden die in tweede instantie alsnog nodig, omdat ze klachten kregen die bij bloedarmoede voorkomen, zoals duizeligheid. De kans hierop wordt bepaald door een combinatie van factoren waaronder, naast het Hb, ook meerlingzwangerschap, hoeveelheid bloedverlies en of het een eerste of volgend kind is.” Ze ontwikkelde een voorspelmodel waarbij voor de individuele kraamvrouw een inschatting gemaakt kan worden of zij een bloedtransfusie nodig zal hebben. Prick verwacht dat haar aanbevelingen zullen worden opgenomen in zowel nationale als internationale richtlijnen.
Babette Prick promoveerde op 12 december 2014 om 09.30 uur in de Senaatszaal in het Erasmus MC.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten