Met het afscheid van Antje,
zoals ze zichzelf de laatste week aan iedereen voorstelde, neem ik afscheid van
mijn oude buurt. Ik fiets door de baarsjes, door de Chasseestraat, die de
allure heeft gekregen van oud-zuid, door de Jan-Eef, met belwinkels,
shoarmatenten en wisselkantoortjes, langs het gebouw het Sieraad naar het
stadsdeelkantoor. Ik was op weg om kaarten te halen om goedkoop te kunnen
parkeren. Ik bleek bij het verkeerde stadsdeel te staan. Maar de parkeerkaarten
had ik niet meer nodig, we werden door de feiten ingehaald, zoals de hele tijd
gebeurde deze laatste paar weken. Doodziek was ze teruggekomen uit Putten, voor
een controle bij de specialist. Ze werd wat opgelapt in het ziekenhuis, en met
weer andere medicijnen op zak ging ze met hoop op genezing weer naar huis. Ze
regelde huishoudelijke hulp, zodat ze wat aan kon streken. Maar als je naar
haar keek, kon je er niet omheen dat de dood haar al had aangeraakt.
We hobbelden een paar weken door, tot de volgende controle
in het ziekenhuis. De specialist twijfelde of de ongunstige bloeduitslagen door
haar ziekte kwamen, of door een recent antibioticakuurtje, en wou haar na twee
weken weer zien. De rest ging langs me heen, ik was meer bezig met hoe
overleven we dit ziekenhuisbezoek. Ik heb de volgende afspraak kunnen ombuigen naar
bloedprikken thuis, maar dat heeft ze helemaal niet meer gehaald. Het leek wel
of er een aantal scenario’s naast elkaar bestonden: dat van de specialist,
gericht op behandelen en genezen, dat van mijn moeder zelf, die tot een kleine
week voor haar dood ervan uitging dat ze langzaam vooruit ging, en iedereen
daarbij toch op het verkeerde been zette. Maar wat we zelf zagen was een dood
en dood-zieke moeder, die meer hulp nodig had dan ze zelf wilde. De huisarts
probeerde haar na te laten denken over hoe het nou verder moest, als ze
bedlegerig zou worden, maar ze was hoogst verontwaardigd dat ie daar nu al over
begon. Een week voor haar dood vertelde de huisarts onomwonden dat ze niet meer
beter ging worden. ’s Avonds twijfelde ze toch nog of het wel zou kloppen. Een
dag later gaf ze eraan toe, ze belde met nicht Minke en zei dat ze misschien wel maanden in bed moest liggen.
hospice Veerhuis |
Inmiddels was ze een keer
gevallen, en gelukkig hadden de onder- en bovenburen haar gehoord, opgeraapt en
verzorgd. Ik ben die nacht gekomen en bij haar gebleven. We hebben een aantal
hulpmiddelen in huis kunnen halen. De weekend-dokter vond het nog wel
verantwoord dat ze ’s nachts alleen zou zijn. Maar het was niet prettig om haar
daar ’s avonds zo achter te laten. De volgende avond laat ging weer de
telefoon, we konden haar niet goed horen. Het bleek dat ze niet meer uit de
stoel omhoog kon komen, na het kijken van Boer zoekt Vrouw. De thuiszorg kwam
twee dagen later op gang. Het was een prettig kleinschalig team, dat alle zorg
bood die je kon wensen. Mijn moeder was vastbesloten tot het eind thuis te
blijven. Ze was niet bang voor de dood, zei ze. Maar het ging allemaal heel
hard. En als je alleen nog maar in bed kan liggen, is het thuis in ene helemaal
niet meer fijn. Ze lag maar te wachten
tot er iemand kwam, met uitzicht op haar kledingkasten. Tijdens de intake van
de thuiszorg zei ze dat ze naar een hospice wou. Een uur later hadden we een
plek gevonden waar ze twee dagen daarna al heen kon. Wat was ze opgelucht! En
wij ook natuurlijk. Harm bleef de laatste nacht thuis bij haar. Ze kwam in een
mooie, gezellig ingerichte kamer in hospice Veerhuis, in de pijp, met uitzicht
op de tuin. Er stond een vogelhuisje en er hing een vetbolletje. “Ik heb nog
een meesje gezien”, zei ze afgelopen zaterdag. Ze vond het er fantastisch, dat
zei ze meerdere malen. De deur van haar kamer bleef open, zodat ze kon horen
dat er mensen om haar heen waren. Als ze koude voeten had kreeg ze een kruik.
We konden even ademhalen.
Dachten we. Zaterdag nacht
werden we gebeld dat ze niet meer bij bewustzijn was. Harm en ik zijn er meteen
heengereden. Zondag bleef ze lange tijd rustig, en een hernieuwde kennismaking
met de pijp volgde, tijdens een wandelingetje door de buurt. Het was Geralts
ouwe buurtje, Harm heeft er ook lange tijd gewoond. Ik liep door het Sarphatiepark,
langs sporthal de pijp waar we badmintonden, en langs Dopeys, de kroeg waar we
daarna dan heen gingen tot we er uitgezet werden. Eigenlijk was ik te moe om te lopen. Maar ook
wij werden volledig verzorgd in het hospice, met eten, drinken, en wat kletsen.
Ik haalde Geralt en de kinderen op, om afscheid te nemen van Oma. Ze heeft het
zelf niet meer bewust meegemaakt. ’s Middags, toen Marianna er ook was, werd ze
opeens wakker. We konden haar nauwelijks verstaan. Ze had dorst, en we hielpen
haar met een sponsje met water, en waterijsjes. We hebben geprobeerd het haar
gemakkelijk te maken. Ze was moe, en kreeg wat pilletjes om rustig te worden. Uiteindelijk
viel ze in slaap. Omdat ze toch wat
onrustig bleef in haar slaap, heeft ze vroeg in de morgen nog iets extra kalmerends gekregen. Het was het laatste
duwtje dat ze nodig had om zich over te geven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten