Wat sneu,
zie je ze denken. Die kinderen groeien op in Amsterdam. Niet buitenspelen, geen
hutten bouwen, de hele dag opgesloten. Dat jaar kampeerden we voor het gemak in
Nederland, in zuidoost Groningen. Veel gezinnen uit de noordelijke provincies. Mensen
van buiten zijn altijd een beetje verrast als we uitleggen dat Amsterdam veel
mooie plekjes kent, maar dat Amsterdam-Noord een wereldje op zich is. Dat we
niet zielig zijn, weilanden op loopafstand, het
Twiske op fietsafstand, genoeg ruimte om buiten te spelen en te varen,
boomhut in de tuin…
Dan die
mensen uit Amsterdam, uit “de stad”. Amsterdammers zijn direct, die denken
hardop: Noord, wat heb je daar nou te zoeken, wat is daar nou te beleven, zou
ik nooit willen wonen, ben ik trouwens ook nog nooit geweest. Zou ik nooit mijn
kinderen op school willen doen, al die PVV stemmers, wat een sukkels daar,
burgerlijk ook. Hoe kom je daar nou verzeild? En dan vertel ik over mijn huis,
mijn tuin aan het water, de sfeer in de straat, de zeil- en kanovereniging. Waar ik de
hond uitlaat, waar we gaan zwemmen als het warm is, waar de lagere school staat
(op 5 minuten lopen) en de middelbare school (15 minuten fietsen), hoe de
kinderen op straat voetballen of kletsen, hoe wij ouders, toen de kinderen klein
waren op de stoep zaten met een kan limonade, en nu met een wijntje, hoe
iedereen elkaar op straat groet. En ook de Amsterdammers-van-onder-het-IJ
kijken dan verrast.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten