vrijdag 12 juli 2013

Bessenvrouwtje

Het is een mooie zomeravond en ik loop nog een rondje met de hond. Het is bekend terrein voor ons allebei: al zolang als we haar hebben, nu vier jaar, lopen we voor het slapengaan dit zelfde rondje. Als we een paar bosjes naderen, begint ze ineens te grommen. Misschien een kat? Ineens zie ik een paar tamelijk grote voeten onder het groen uitsteken. Het is duidelijk, er staat iemand. Wat zal ik doen? Omdraaien? Met een grote boog eromheen? Misschien niet verstandig, maar ik ga op onderzoek uit.

Ineens zie ik een paar grote voeten onder de bosjes uitsteken.
Zal ik omdraaien?

Een lange, Surinaamse dame begroet me vriendelijk. Ze vertelt me dat ze bessen aan het plukken is voor haar vogeltjes. Ik kijk goed en zie dat die grote struik, een bekend blad heeft. Het is een ribes. Maar dan niet met rode of zwarte bessen zoals ik de ribes ken, maar met blauwe. Gigantische blauwe bessen. Zonder aarzelen stop ik er eentje in mijn mond, hij is heerlijk zoet. Smaakt een beetje naar bosbessen, veel zoeter en lekkerder dan de rode of zwarte ribes. De Surinaamse vrouw snoept er ook een paar, en mijn hond peuzelt de halfverrotte  bessen op die in het gras liggen.


Terwijl we bessen plukken en eten vertelt de vrouw me over haar jeugd in Suriname, waar iedereen direct uit de natuur eet. Nadat ze in Nederland kwam groeide ze op bij een pleeggezin in de schermer, een boerengezin, waar de aardappelen van zo het land kwamen. Het was een grote troost. Nederlanders staan tegenwoordig veel verder van de natuur. Daar waren we het over eens. Maar dan die grote ribes, die staat daar zo maar, verscholen tussen een paar andere, besloze struiken in de berm, langs mijn hondenuitlaatroute in Twike-Kadoelen. Nooit opgemerkt. Haar zakje voor de vogels is inmiddels vol, en als afscheid wijst ze me, fluisterend, een soortgelijke struik aan, verscholen in een bosje verderop. Ons geheim.


dinsdag 9 juli 2013

Research lab 2.0

Met de overplaatsing van een leger bloedbankmedewerkers naar Amsterdam is een ware volksverhuizing in gang gezet. Ondanks de nieuwbouw is het toch een enorme puzzel om iedereen van een plek te voorzien. Onze afdeling gaat een verdieping naar boven, waar we met een aantal andere research- en diagnostiekafdelingen vleugel U van de oudbouw delen. Na eindeloze vergaderingen met de architect wordt iedereen op papier in de twee verdiepingen geperst, en daar komt een hoop jargon aan te pas. Wat dacht je van multifunctionele verkeersruimten, akoestische gordijnen en activiteitsgerichte werkplekken? 


Met je kruiwagen vol vakliteratuur elke dag een plekje zoeken.
We houden ons hart vast.

De sfeerimpressies zagen er gaaf uit. Veel glas, veel licht. Weg met de gladde vloertegeltjes en de industrieel-betonnen pilaren en plafonds. Alles nieuw. Vergeleken met de ouwe zooi waar we nu in zitten, valt er natuurlijk veel te winnen. Ik wed dat de U-vleugel minstens zo mooi wordt als het nieuwe Research-gebouw Y. Toch houden we nog een beetje ons hart vast. Dat heeft te maken met het gevreesde F-woord (Flexplek) en het K-woord (Kantoortuin) die regelmatig vallen. Met je kruiwagen vol vakliteratuur een plekje zoeken om tussen het gekakel van tientallen collega’s aan toppublicaties werken. Voor de nodige kruisbestuiving hebben we liever een lekkere loungeplek