woensdag 24 december 2014

Antibodies from ebola survivor are being cloned to develop new drug (Dutch below)


Antibodies derived from an ebola survivor to cure seriously-ill patients. This is what US Dr James Crow, from the Vanderbildt University tries to achieve together with pharmaceutical company Mapp. This is the producer of the experimental ebola drug  ZMapp, consisting of a cocktail of three antibodies originating from mice. Human  derived antibodies could be better in beating the virus

From DNA to antibody
Dr. Rick Sacra, an US physician who contracted the virus while working in Liberia, donated blood. The scientists are searching after his antibody-producing white blood cells, the B-cells. James Crow selects the cells that produce antibodies to ebola and clones the genes encoding those antibodies  The DNA supplies the researchers with an endless source for antibody production. It can be stored for ages and multiplied in bacteria, a rather simple step. To go from DNA to antibody Mapp receives help from the Amgen company. Mapp, who produce their own antibodies in tobacco plants, will make large quantities of the human antibodies in mammalian cells. To do so, the antibody-DNA is  transferred into those cells, which read the code and translate that to large amounts of antibodies. This takes place in bioreactors. What follows is a long way of testing. Are these antibodies capable of neutralizing ebola? This is first tested in the lab, later in animals. The new drug is clearly not ready-to-use tomorrow.

Cloning antibodies from patients is a well-known method. But why should you clone them, why not purify them directly from the blood? That is because large volumes of patient blood are needed to purify sufficient amounts of antibodies. During the height of the epidemic many patients have high titers of anti-ebola antibodies. But when the disease fades out, the titers drop. Complicating factor is that many patients are infected with other viruses or parasites, like HIV. You don’t want that in your medication vial.

Purified from blood
Nevertheless, this is frequently done. Think of tetanus. For this disease in the Netherlands volunteer donors are frequently vaccinated to maintain high titers. The antibodies are purified from their blood to cure patients who have contacted this serious disease. The same goes for anti-rhesus-D injections. Antibodies to rhesus D are purified from blood of women who in the past had made antibodies to their babies. Next, patients with immune deficiencies receive antibodies purified from plasma of thousands of blood bank donors. They get the entire spectrum, so to defeat all general occurring infections.

The question remains whether Sacra survived thanks to his effective antibodies or whether the supporting treatment in an US hospital was crucial.


Source: http://www.reuters.com/article/2014/12/22/us-health-ebola-usa-antibodies-exclusive-idUSKBN0K00VA20141222

Antistoffen uit bloed ebola-overlever worden nagemaakt voor effectief medicijn

Antistoffen van een ebola-overlever inzetten bij ernstig zieke ebola-patiënten. Dat is wat onderzoek Dr. James Crow van de amerikaanse Vanderbildt University  samen met het farmaceutisch bedrijf Mapp probeert te doen.  Mapp maakt ook het experimentele ebolamedicijn ZMapp, dat bestaat uit een cocktail van drie antistoffen, die hun oorsprong in muizen vinden. Antistoffen uit mensen zouden wellicht nog beter in staat zijn het virus uit te schakelen.

Van DNA naar antistof
Dr. Rick Sacra, een Amerikaanse hulpverlener die de ziekte in Liberia opliep, doneerde bloed. De onderzoekers gaan daarin op zoek naar de antistof-producerende witte bloedcellen, de B-cellen. Crow selecteerde die cellen die antistoffen tegen ebola uitscheiden en kloneren daar het gen uit dat codeert voor die antistof. Met het DNA hebben de onderzoekers een oneindige bron voor het maken van antistoffen in handen. Het is heel eenvoudig om het DNA in bacteriën te vermenigvuldigen. Daarna krijgt Mapp, die haar eigen antistoffen in tabaksplanten maakt, hulp van bedrijf Amgen om grote hoeveelheden antistof te laten maken door zoogdiercellen. Het antistof-DNA wordt ingebracht in die cellen die vervolgens de DNA-code aflezen en grote hoeveelheden antistoffen gaan produceren. Dit vindt plaats in enorme bioreactoren. Dan volgt nog een heel traject van uittesten. Zijn deze antistoffen in staat ebola te neutraliseren? Dat wordt eerst getest in het lab, daarna in proefdieren. Dat is dus niet morgen klaar.


Het kloneren van antistoffen uit patiënten is een beproefde methode. Maar waarom moet je ze namaken, waarom zou je ze niet direct uit bloed zuiveren? Dat komt omdat er veel bloed van diverse patiënten nodig is om een kleine hoeveelheid antistoffen tegen ebola in handen te krijgen. Daar is een goede organisatie voor nodig. Op dit moment zijn er veel patiënten met hoge concentraties antistof, als deze epidemie wegebt dan gaan de bloedconcentraties ook omlaag, de blootstelling is dan al te lang geleden. Complicerende factor is dat veel patiënten ook besmet zijn met andere virussen en parasieten, zoals HIV. Dat wil je niet in je medicijnpotje.

Zuiveren uit bloed
Toch is dit wel een beproefde methode. Denk bijvoorbeeld aan tetanus. Voor deze ziekte worden in Nederland vrijwillige donoren regelmatig ingespoten met het vaccin, om hun antistofconcentratie op pijl te houden. Antistoffen uit hun bloed liggen klaar om tetanuspatiënten te behandelen. Hetzelfde geldt voor de rhesusprik. Antistoffen tegen het rhesuseiwit op rode bloedcellen worden gewonnen uit bloed van vrouwen die vroeger deze antistoffen tegen hun kind aanmaakten. Omdat dit steeds meer wordt voorkomen worden ook hiervoor donoren –ook mannen- blootgesteld aan de rhesusfactor om een antistofreactie op te wekken. Daarnaast krijgen patiënten met een gebrek aan antistoffen gezuiverde antistoffen uit plasma van duizenden bloedbankdonors toegediend. Het hele palet, zodat zij alle gebruikelijke infecties de baas kunnen.

Vraag blijft of Sacra ebola overleefde door zijn effectieve antistoffen of dat de ondersteunende behandeling in een Amerikaans ziekenhuis de doorslag gaf.


Bron: http://www.reuters.com/article/2014/12/22/us-health-ebola-usa-antibodies-exclusive-idUSKBN0K00VA20141222

dinsdag 23 december 2014

Celtherapie voor kankerpatiënten

Twee verschillende celtherapieën . De een versterkt de afweerreactie, de andere remt deze juist af. Na jarenlange voorbereiding hebben we voor beide therapieën cellen opgekweekt die allebei voor het eerst worden toegediend aan kankerpatiënten. Een dubbele mijlpaal voor ons Laboratorium voor Celtherapie.

Graft-versus-host ziekte

Carlijn VoermansPatiënten die een stamceltransplantatie met cellen van een donor hebben ondergaan, ondervinden soms een levensbedreigende bijwerking: acute graft-versus-host (GVH) ziekte. Hierbij vallen immuuncellen uit het stamceltransplantaat de gezonde cellen van de patiënt aan. Deze krijgt last van zijn longen, maag, darmen, lever of huid. Sommige patiënten overlijden hieraan. Deze uit de hand gelopen afweerreactie is te remmen door de patiënten te behandelen met zogeheten Mesenchymale Stromale Cellen (MSCs). We isoleren deze uit beenmerg van donors, en kweken ze op tot grote aantallen. De donor is niet dezelfde als de stamceldonor. MSCs missen bepaalde merkers waardoor ze geen afweerreactie opwekken. Hierdoor is een match niet nodig. Het opkweken van de cellen neemt drie tot zes weken in beslag. Daarna worden de cellen ingevroren en staan klaar voor gebruik. In de patiënt kunnen ze de GVH ziekte tot rust brengen door de immuunreactie van het stamceltransplantaat te remmen. Deels is die reactie van het transplantaat juist goed voor de patiënt, overgebleven kankercellen worden zo alsnog gedood. Bij ernstige GVH ziekte is de balans zoek en vernietigen de immuuncellen van de stamceldonor veel gezond weefsel.
TIL-therapie: T-lymfocyten uit de tumor worden in het lab 
tot grote aantallen vermenigvuldigd en teruggegeven aan de patiënt.

Tumorbestrijding

Vaak wil je de afweerreactie van kankerpatiënten juist versterken. Dat doen we voor patiënten met uitgezaaid melanoom, een vorm van huidkanker. Uit een stukje tumorweefsel van een patiënt zuiveren we een bepaald type immuuncel, de tumor infiltrerende lymfocyten. (TILs) Deze zijn gericht tegen de tumor. We vermenigvuldigen deze cellen het lab. Na een paar weken kweken krijgt de patiënt miljarden cellen terug. In ongeveer de helft van deze patiënten komt de ziekte tot staan of wordt zelfs genezing bereikt.

Onderzoek

Beide therapieën zijn nog experimenteel en worden toegepast in studieverband. Op het lab gaan we intussen door met onderzoek. Kunnen we de kweekcondities nog verder optimaliseren? We weten nog veel te weinig van MSCs. In het beenmerg ondersteunen ze de uitrijping van bloedcellen, maar wat doen ze en waar gaan ze naartoe als de patiënt ze via het infuus krijgt toegediend? Als we daar meer van weten kunnen we celtherapie nog effectiever maken.
Dr. Carlijn Voermans is hoofd van het Laboratorium voor Stamceltransplantatie
Meer lezen?
De MSCs kweken we voor patiënten van het AMC en VUMC, in het kader van de HOVONstudie, gecoördineerd vanuit het LUMC.
TIL therapie doen we samen met het Antoni van Leeuwenhoekziekenhuis.
Eerder geplaatst op:http://www.sanquin.nl/actueel/blog-overzicht/celtherapie/

donderdag 18 december 2014

Cloning of human monoclonal antibodies to adalimumab

Sanquin’s Biologicals group cloned specific antibodies against the TNF-inhibitor adalimumab from single B-cells. The cells were derived from two rheumatoid arthritis patients, treated with the biological. The Journal of Biological Chemistry rewarded this work as paper of the weekTheo Rispens and his team found that  all anti-adalimumab antibodies compete for binding to TNF. The response is clonally diverse and involves multiple epitopes on the therapeutic antibody. These results are important for understanding the relationship between self and non-self or idiotypic determinants on therapeutic antibodies and their potential immunogenicity.

Sanquin PHD award for Lotte van de Stadt

Lotte van de Stadt has won the biannual PHD-award at Sanquin’s Science day on November 28th at Science Center NEMO. She presented the results she obtained during her PhD period, which she performed at Sanquin and Reade, The Amsterdam Centre for Rehabilitation and Rheumatology. In her presentation, titled “The development of auto-antibodies in pre-clinical rheumatoid arthritis”, Lotte showed how autoantibodies, such as rheumatoid factor and antibodies to various citrullinated peptides (ACPAs) can help to predict rheumatoid arthritis (RA). For her research Lotte van de Stadt used blood samples drawn from blood bank donors years before they developed RA. To further investigate whether the onset of RA can be predicted she followed a group of patients who presented themselves with joint pain. One-third developed RA over time. From the results she created a model with several clinical and lab parameters to predict RA. Using this model it might be possible to intervene before the onset of RA, so to prevent or postpone the onset of the disease.

Lotte van de Stadt received her PhD cum laude in April 2013 and is currently training to become a rheumatologist.

Antistoffen tegen reumamedicijn adalimumab uit bloed van patiënten nagemaakt

De Biologicalsgroep van de afdeling Immunopathologie kloneerde antistoffen tegen het reumamedicijn adalimumab uit immuuncellen van patiënten. De onderzoekers ontdekten dat al die antistoffen verschillend zijn. De Journal of Biological Chemistry riep hun artikel uit tot Paper of the Week.
De onderzoekers gingen aan de slag met bloed van twee reumapatiënten die behandeld werden met adalimumab, en daar antistoffen tegen maakten. “Om de eigenschappen van de afzonderlijke antistoffen die patiënten tegen adalimumab maken te bestuderen, wilden we die antistoffen kloneren”, vertelt groepsleider Theo Rispens. “Daarvoor moesten we de juiste antistof-producerende witte bloedcellen te pakken krijgen. We haalden RNA uit die cellen en zetten dat om in DNA. Vervolgens stopten we dat in kweekcellen en lieten die de patiëntenantistoffen namaken”.

Verschillende sleutels die allemaal passen

Eerdere proeven wezen uit dat alle antistoffen die patiënten tegen adalimumab maken, de werking van het geneesmiddel teniet deden. De antistoffen blokkeerden de binding van adalimumab aan het ontstekingseiwit TNF. Rispens en zijn groep vroegen zich af of die antistoffen in het bloed van patiënten allemaal hetzelfde waren. Uit het bloed van de twee patiënten kloneerden de onderzoekers in totaal zestien antistoffen. Deze bleken allemaal een heel verschillende structuur te hebben: “De patiëntenantistoffen en adalimumab passen als een sleutel en een slot op elkaar”, legt Rispens uit. “Uit de DNA-volgorde van de zestien antistoffen konden we aflezen dat al die antistoffen een verschillende genetische basis hebben. Alsof verschillende sleutelfabrieken totaal verschillende sleutels maken met hun eigen combinatie van tandjes, die toch allemaal op het slot passen, namelijk op die plek waar adalimumab aan TNF bindt.”

Hot Spot

“We wilden daarnaast weten of we binnen dat stukje op adalimumab dat aan TNF bindt een “Hot Spot” konden aanwijzen, een superopvallend stukje op het molecuul dat het immuunsysteem alarmeert, en waar alle patiëntenantistoffen aan binden”, gaat Rispens verder. “Dan zou het wellicht mogelijk zijn om een adalimumab-achtig molecuul te ontwerpen dat in geen enkele patiënt afweer opwekt. Daarvoor zijn we aan het slot gaan rommelen, we hebben kleine veranderingen aangebracht aan adalimumab”. De wetenschappers maakten een hele set varianten, allemaal met een kleine wijziging in de aminozuursamenstelling van het eiwit. Die veranderingen waren heel subtiel, zonder de werkzaamheid, de binding aan TNF te verstoren.
“Wat bleek nu,” zegt Rispens, “al die verschillende patiëntenantistoffen binden weliswaar heel dicht bij elkaar, maar toch net anders aan adalimumab. Waarbij ze wel allemaal de binding aan TNF verstoren. Die ene Hot Spot bestaat dus niet. Binnen het stukje van adalimumab dat aan TNF bindt zijn diverse Hot Spots, die deels zelfs met elkaar overlappen. Om in de toekomst een therapeutische antistof te ontwerpen zonder Hot Spot, is dus geen eenvoudige klus.”

Terughoudendheid met bloedtransfusies in het kraambed wenselijk

Kraamvrouwen met bloedarmoede door overmatig bloedverlies bij de bevalling knappen nauwelijks op van een bloedtransfusie. Dat zeggen onderzoekers van het Erasmus MC en Sanquin Bloedvoorziening. Daarom is in deze situatie terughoudendheid geboden. Dit kan een flinke besparing in het gebruik van donorbloed opleveren.
Arts-onderzoeker Babette Prick coördineerde een landelijke studie waaraan tussen 2004 en 2011 521 vrouwen meededen die meer dan een liter bloed hadden verloren bij de bevalling. De kraamvrouwen in de studie hadden acute bloedarmoede, met een hemoglobine (Hb) waarde tussen de 3.0 en 4.9 mmol/L. De helft van de vrouwen kreeg een bloedtransfusie, de andere helft werd behandeld met ijzer en foliumzuur. De lichamelijke vermoeidheid drie dagen na de bevalling werd als belangrijkste uitkomstmaat genomen. “Vrouwen zonder bloedtransfusie voelden zich nauwelijks meer vermoeid dan vrouwen die wel een transfusie kregen; het verschil was te klein om een transfusie te rechtvaardigen”, legt Prick uit. “Want hoe veilig bloedtransfusies ook zijn, besmettingen met micro-organismen zijn nooit helemaal uit te sluiten. Ook is er altijd een kleine kans op een transfusiereactie of vorming van antistoffen. Daarnaast is het natuurlijk ook van belang om zo zuinig mogelijk met donorbloed om te springen.”

Besparing

In Nederland vinden per jaar 200.000 bevallingen plaats. Bij ongeveer 4,5% van de bevallingen verliezen vrouwen meer dan een liter bloed, dat zijn ca. 9000 bevallingen. “Op de plaats waar de placenta loskomt van de baarmoeder, ontstaat een soort wond. Als de placenta niet snel genoeg loskomt, of de baarmoeder niet goed samentrekt, treedt ruim bloedverlies op”, vertelt Prick. Ze rekende uit dat een bloedtransfusie bij kraamvrouwen 249 euro extra aan kosten meebrengt ten opzichte van een afwachtende houding. Daarin woog ze zoveel mogelijk zorgkosten mee, zoals ziekenhuisopname, verpleeghulp, bloedtransfusie, en alle gebruikte medicijnen. Minder bloedtransfusies in het kraambed zou kunnen leiden tot een besparing in zorgkosten tot enkele tonnen per jaar.

Voorspelmodel

Prick vindt dat alleen het Hb-gehalte geen goede leidraad is om te beslissen of een kraamvrouw een bloedtransfusie nodig heeft. “13% van de vrouwen die geen transfusie kregen, hadden die in tweede instantie alsnog nodig, omdat ze klachten kregen die bij bloedarmoede voorkomen, zoals duizeligheid. De kans hierop wordt bepaald door een combinatie van factoren waaronder, naast het Hb, ook meerlingzwangerschap, hoeveelheid bloedverlies en of het een eerste of volgend kind is.” Ze ontwikkelde een voorspelmodel waarbij voor de individuele kraamvrouw een inschatting gemaakt kan worden of zij een bloedtransfusie nodig zal hebben. Prick verwacht dat haar aanbevelingen zullen worden opgenomen in zowel nationale als internationale richtlijnen.
Babette Prick promoveerde op 12 december 2014 om 09.30 uur in de Senaatszaal in het Erasmus MC.

zondag 30 november 2014

Ebola: de ver-van-me-bed-show voorbij.

In de moerassige delen van Laag Holland heerste tot diep in de jaren zestig malaria. Door de vochtige gebieden droog te leggen hebben we de malariamug in Nederland uitgeroeid. Maar in Afrika sterft nog steeds elke minuut een kind aan deze ziekte. Op dit moment zijn echter alle ogen gericht op Ebola. Vooral sinds westerse hulpverleners besmet zijn geraakt en het virus de oceaan is overgevlogen staat Ebola op de kaart. Medicijnen en vaccins zijn helaas nog in de testfase, het is afwachten of ze werken. Die magere zeven miljoen Nederlandse euro komen daarvoor te laat, wellicht kunnen ze bijdragen aan het indammen van de epidemie. Ondertussen gaan we dicht bij mijn huis steeds meer terug naar de natuur. Het waterpeil komt omhoog, en er ontstaan prachtige wetlands met interessante weidevogels. En daar komen de muggen. Diep in december word ik nog lekgeprikt. Lekker dan. Het wachten is tot de malariamug zijn koffers naar het noorden pakt. Hopelijk komt er dan ook meer geld voor de bestrijding van deze ziekte in Afrika.

zondag 23 november 2014

"Ik zag nog een meesje"

Met het afscheid van Antje, zoals ze zichzelf de laatste week aan iedereen voorstelde, neem ik afscheid van mijn oude buurt. Ik fiets door de baarsjes, door de Chasseestraat, die de allure heeft gekregen van oud-zuid, door de Jan-Eef, met belwinkels, shoarmatenten en wisselkantoortjes, langs het gebouw het Sieraad naar het stadsdeelkantoor. Ik was op weg om kaarten te halen om goedkoop te kunnen parkeren. Ik bleek bij het verkeerde stadsdeel te staan. Maar de parkeerkaarten had ik niet meer nodig, we werden door de feiten ingehaald, zoals de hele tijd gebeurde deze laatste paar weken. Doodziek was ze teruggekomen uit Putten, voor een controle bij de specialist. Ze werd wat opgelapt in het ziekenhuis, en met weer andere medicijnen op zak ging ze met hoop op genezing weer naar huis. Ze regelde huishoudelijke hulp, zodat ze wat aan kon streken. Maar als je naar haar keek, kon je er niet omheen dat de dood haar al had aangeraakt.

We hobbelden  een paar weken door, tot de volgende controle in het ziekenhuis. De specialist twijfelde of de ongunstige bloeduitslagen door haar ziekte kwamen, of door een recent antibioticakuurtje, en wou haar na twee weken weer zien. De rest ging langs me heen, ik was meer bezig met hoe overleven we dit ziekenhuisbezoek. Ik heb de volgende afspraak kunnen ombuigen naar bloedprikken thuis, maar dat heeft ze helemaal niet meer gehaald. Het leek wel of er een aantal scenario’s naast elkaar bestonden: dat van de specialist, gericht op behandelen en genezen, dat van mijn moeder zelf, die tot een kleine week voor haar dood ervan uitging dat ze langzaam vooruit ging, en iedereen daarbij toch op het verkeerde been zette. Maar wat we zelf zagen was een dood en dood-zieke moeder, die meer hulp nodig had dan ze zelf wilde. De huisarts probeerde haar na te laten denken over hoe het nou verder moest, als ze bedlegerig zou worden, maar ze was hoogst verontwaardigd dat ie daar nu al over begon. Een week voor haar dood vertelde de huisarts onomwonden dat ze niet meer beter ging worden. ’s Avonds twijfelde ze toch nog of het wel zou kloppen. Een dag later gaf ze eraan toe,  ze belde met nicht Minke en zei dat ze misschien wel maanden in bed moest liggen.

Hospice 
hospice Veerhuis
Inmiddels was ze een keer gevallen, en gelukkig hadden de onder- en bovenburen haar gehoord, opgeraapt en verzorgd. Ik ben die nacht gekomen en bij haar gebleven. We hebben een aantal hulpmiddelen in huis kunnen halen. De weekend-dokter vond het nog wel verantwoord dat ze ’s nachts alleen zou zijn. Maar het was niet prettig om haar daar ’s avonds zo achter te laten. De volgende avond laat ging weer de telefoon, we konden haar niet goed horen. Het bleek dat ze niet meer uit de stoel omhoog kon komen, na het kijken van Boer zoekt Vrouw. De thuiszorg kwam twee dagen later op gang. Het was een prettig kleinschalig team, dat alle zorg bood die je kon wensen. Mijn moeder was vastbesloten tot het eind thuis te blijven. Ze was niet bang voor de dood, zei ze. Maar het ging allemaal heel hard. En als je alleen nog maar in bed kan liggen, is het thuis in ene helemaal niet meer fijn. Ze lag  maar te wachten tot er iemand kwam, met uitzicht op haar kledingkasten. Tijdens de intake van de thuiszorg zei ze dat ze naar een hospice wou. Een uur later hadden we een plek gevonden waar ze twee dagen daarna al heen kon. Wat was ze opgelucht! En wij ook natuurlijk. Harm bleef de laatste nacht thuis bij haar. Ze kwam in een mooie, gezellig ingerichte kamer in hospice Veerhuis, in de pijp, met uitzicht op de tuin. Er stond een vogelhuisje en er hing een vetbolletje. “Ik heb nog een meesje gezien”, zei ze afgelopen zaterdag. Ze vond het er fantastisch, dat zei ze meerdere malen. De deur van haar kamer bleef open, zodat ze kon horen dat er mensen om haar heen waren. Als ze koude voeten had kreeg ze een kruik. We konden even ademhalen.


Dachten we. Zaterdag nacht werden we gebeld dat ze niet meer bij bewustzijn was. Harm en ik zijn er meteen heengereden. Zondag bleef ze lange tijd rustig, en een hernieuwde kennismaking met de pijp volgde, tijdens een wandelingetje door de buurt. Het was Geralts ouwe buurtje, Harm heeft er ook lange tijd gewoond. Ik liep door het Sarphatiepark, langs sporthal de pijp waar we badmintonden, en langs Dopeys, de kroeg waar we daarna dan heen gingen tot we er uitgezet werden.  Eigenlijk was ik te moe om te lopen. Maar ook wij werden volledig verzorgd in het hospice, met eten, drinken, en wat kletsen. Ik haalde Geralt en de kinderen op, om afscheid te nemen van Oma. Ze heeft het zelf niet meer bewust meegemaakt. ’s Middags, toen Marianna er ook was, werd ze opeens wakker. We konden haar nauwelijks verstaan. Ze had dorst, en we hielpen haar met een sponsje met water, en waterijsjes. We hebben geprobeerd het haar gemakkelijk te maken. Ze was moe, en kreeg wat pilletjes om rustig te worden. Uiteindelijk viel ze in slaap.  Omdat ze toch wat onrustig bleef in haar slaap, heeft ze vroeg in de morgen nog iets extra  kalmerends gekregen. Het was het laatste duwtje dat ze nodig had om zich over te geven. 

donderdag 20 november 2014

Micropia

Artis heeft een nieuwe afdeling: Micropia. Je kan er kennismaken met een wereld die te klein is om met het blote oog te zien. Op het lab komen we ze ook geregeld tegen als we door de microscoop kijken: micro-organismen. Slecht nieuws meestal, want het betekent dat je celkweek is besmet met een bacterie, schimmel of gist. Weggooien maar en opnieuw beginnen. Inclusief je voorraad kweekmedium en alle voedingstoffen die je hebt toegevoegd. Je weet immers niet waar de besmetting vandaan komt. We hebben een strikt regime van netjes werken, opruimen en ontsmetten en in de meeste kweken gebruiken we antibiotica. Toch gebeurt het regelmatig dat je kweek wordt overgenomen door deze kleine monsters. Een paar deuren verder kweken we juist bacteriën, we gebruiken ze als fabriekjes om grote hoeveelheden DNA op te kweken. Wat we vervolgens weer in onze kweekcellen inbrengen om die bepaalde eigenschappen te geven. 

Heb je geen zin om naar Artis te gaan, dan kan je de microben dus ook dichter bij huis zoeken. Niet alleen bij Sanquin trouwens. Je eigen lijf zit er vol mee. Op je hand kan je al zo’n 150 soorten tegenkomen. Verder vind je ze in je mond, keel, luchtpijp, darmen, waar niet . Er zitten wel tien keer meer bacteriën dan menselijke cellen in je lijf. Je sleept zo’n twee kilo micro-organismen met je mee. Dat microbenmuseum, dat ben jij!

Eerder geplaatst in Sanquintra, personeelsblad Sanquin.

zondag 16 november 2014

De vogelgriep komt eraan. Boer Zoekt Vrouw mogelijk in gevaar.

In het regeerakkoord staat de preventie van vogelgriep laag op de agenda. Hervorming van de landbouw en minder vlees op tafel  lijken echter de belangrijkste voorwaarden om het vogelgriepvirus buiten de deur te houden. Een duidelijk geluid vanuit de huiskamer kan de politiek  wellicht in beweging brengen. Boer zoekt vrouw zou daarin wel eens een heel belangrijke rol kunnen spelen.

Het nieuwe seizoen van Boer Zoekt Vrouw (BZV) zit er weer aan te komen. De boeren stappen uit de anonimiteit van hun idyllisch platteland en vier miljoen kijkers zitten aan de buis gekluisterd. Het wordt vast weer een aaneenschakeling van romantiek dit jaar, komt het niet van de boeren zelf, dan wel van de kalfjes, sabbelend op de vingers van de kandidaat-boerinnen of-boeren.  Elk  jaar ogen de boerenbedrijven nog lieflijker en diervriendelijker dan in voorgaande seizoenen. Dat sommige kalfjes tijdens de uitzending al in de pan zijn beland blijft keurig buiten beeld. Met dit format kan het programma nog jaren voort.
 

Maar wat nu als de gevreesde vogelgriep uitbreekt?  Kan Yvons busje dan nog vrolijk tussen de boerderijen heen en weer tuffen? Bij een epidemie blijven de deuren van de stallen gesloten. De bloemetjes op de laarzen van de boerinnen verwelken in de chloorteil, prille liefde wordt in de kiem gesmoord. Op het moment dat mensen elkaar met vogelgriep besmetten is de ellende niet meer te overzien. Zou het hele openbare leven plat komen te liggen? Sluiten de scholen? De paniek die uitbrak tijdens de relatief onschuldig gebleken Mexicaanse griep doet het ergste vermoeden. Want dit keer zullen 150 miljoen mensen overlijden, 3,5% van de wereldbevolking. Een medicijn of vaccin is er niet.

Varkenslab
Het vogelgriepvirus H5N1 is een virus dat veel gevaarlijker is dan het gewone influenzavirus. Tot nog toe heerste het alleen onder vogels. Als het de kop opsteekt, roeit het grote groepen wilde vogels en hele kippenschuren tegelijk uit. Besmetting van mensen komt zelden voor.  Wil het echt gevaarlijk worden dan moet het virus eerst muteren, het moet veranderen in een betere besmetter voor mensen. Dat kan alleen als verschillende griepvirusstammen samen komen. Vaak treedt het varken daarbij op als levend laboratorium: vogels besmetten varkens en in het varken wisselen het vogel-, mens- of varkensgriepvirus stukken erfelijk materiaal uit. 

Als een varken besmet is met zowel het mens- als vogelgriepvirus 
heeft het dier zelf niet meer dan een natte neus. In het varken kan het 
RNA van de virussen recombineren . Hierbij kan een virus ontstaan 
dat net zo dodelijk is als het vogelgriepvirus, maar net zo besmettelijk 
voor de mens als het normale menselijke influenzavirus.
Met een flinke dosis pech ontstaat een H5N1 variant die niet alleen naar de mens kan overspringen, maar ook tussen mensen onderling zeer besmettelijk is, op een zelfde manier als het gangbare influenzavirus: via de lucht, via de handen en via de afstandsbediening.
Grote concentraties  kippen, varkens en mensen boven op elkaar stimuleert het ontstaan van zo’n gevaarlijk virus. De Spaanse griep en de Hongkonggriep lijken op de boerderij te zijn begonnen. De Mexicaanse griep, waarvan vaststaat dat het overgeslagen is uit varkens, bleek gelukkig vrij mild uit te pakken. Maar binnen afzienbare tijd kan een voor de mens dodelijke variant ontstaan.



Paniekscenario? Ron Fouchier, hoogleraar virologie aan het Rotterdamse Erasmus MC, zocht het uit. Hij toonde aan dat een combinatie van 5 verschillende mutaties voldoende is om het H5N1 virus te veranderen in een stam die gevaarlijk is voor mensen. Fouchier vindt dit nog niet heel verontrustend,  ”Het goede nieuws is dat dit virus nog niet in het wild bestaat, we hebben nu tijd om te onderzoeken hoe we het zouden kunnen bestrijden”, laat hij in Medisch Contact weten.  Bij vogels in Azië zijn wel al drie van de vijf mutaties  bij elkaar aangetroffen. Hoe groot de kans is dat dit virus verder muteert tot die hele gevaarlijke variant durft Fouchier niet te zeggen.

  

Het influenzavirus  gebruikt  de eiwitten hemaglutinine en neuraminidase 

om zijn gastheercellen binnen te dringen en weer te verlaten. 

Mutaties in de genen  van het dodelijke vogelgriepvirus H5N1 

kunnen leiden tot grotere besmettelijkheid voor de mens en een 
uitbraak van een wereldwijde epidemie, een pandemie. 
Het immuunsysteem heeft tijd nodig om te reageren op de 
veranderde eiwitmantel  en komt te laat.
Goed werk van Fouchier’s onderzoeksgroep, dat was uitgevoerd met goedkeuring van het gerenommeerde Amerikaanse National Institute of Health.Tijd om door te pakken en alle kracht en kennis te bundelen om een wereldwijde uitbraak te voorkomen. Het liep anders. Eerst hielden Amerikaanse microbiologen publicatie van dit werk tegen, maar nadat zij uiteindelijk toch hun fiat hadden gegeven meende onze eigen Henk Bleker de wereld te moeten beschermen tegen bioterrorisme. Zonder diepgaande kennis van het influenzavirus dacht deze ponyboer dat er groot gevaar dreigde in het bekend maken van de genetische code. Fouchier is daar niet bang voor: “Een terrorist kan dit niet namaken; daar heb je specialisten voor nodig en speciale faciliteiten. Je kunt zoiets niet zomaar in je garage doen.” Gelukkig bedacht Bleker zich en werd het onderzoek alsnog gepubliceerd.

Epidemie/pandemie
jaar
subtype
aantal doden wereldwijd
Spaanse griep
1918
H1N1
20-40 miljoen
Hongkonggriep
1968
H3N2
1 miljoen
Mexicaanse griep
2009
H1N1
17.000*
seizoensgriep
jaarlijks
Vooral H3N2
250-2000 (in Nederland)
 .





Er bestaan verschillende subtypes van het influenzavirus. Op dit moment wordt vooral gevreesd voor een uitbraak van het gevaarlijke H5N1 type

Ondertussen floreert de bio-industrie, komen er steeds meer megastallen bij en is ook op de geitenboerderijen weinig idylle meer te bekennen. Je zou hopen dat de politiek dààr ingrijpt in plaats van zich te bemoeien met wetenschappelijke publicaties. Je zou hopen dat de vleesproductie en -consumptie wereldwijd omlaag gebracht wordt. Gelukkig is Henk Bleker terug naar de stal. Misschien dat de huidige regering verstandige mensen op de juiste plek zet en advies vraagt aan de beste experts op welk terrein ook. De huidige lijn van het kabinet belooft niet veel goeds. Dat landbouw tegenwoordig onder economische zaken valt evenmin.

Hoe moet het nu verder met BZV? Als de KRO slim is zien we voortaan  uitsluitend bioboeren, akkerbouwers en bloemkwekers voorbijkomen, die ’s avonds hun boerinnen een heerlijk vegetarische schotel voorzetten. Op facebook wisselen de BZV-fans recepten voor groenteburgers uit. Yvon kan rustig blijven toeren, de kaplaarzen staan weer vrolijk voor de bijkeukendeur en ondertussen zijn vier miljoen kijkers klaar voor een hoge vleesbelasting. De griep blijft beperkt tot een week in bed met een aspirientje en een stapel zakdoeken .






donderdag 6 november 2014

Therapeutische antistoffen: biologische medicijnen, toch een tikje vreemd

Reumapatiënten hebben veel baat bij therapeutische antistoffen. Dat zijn geneesmiddelen die bestaan uit natuurlijke eiwitten. Helaas blijken die biologische geneesmiddelen bij sommige patiënten een antistofreactie op te wekken. Sanquin-onderzoekers ontdekten waar het hem in zit.
Ze vonden dat de patiëntenantistoffen bij al die medicijnen precies aan het werkzame deel binden. De medicijnen verliezen daardoor hun werking. De onderzoekers vergeleken de afweerreactie tegen vier van die veelgebruikte medicijnen, allen remmers van het ontstekingseiwit TNF.

TNF

Promovendus Karin van Schie: “TNF is een eiwit dat de ontstekingsreactie in de gewrichten bij reumapatiënten aanjaagt. Veel van deze patiënten krijgen daarom medicijnen die TNF remmen. Deze biologische medicijnen worden soms als lichaamsvreemd door het immuunsysteem opgepikt: de patiënt krijgt een afweerreactie en maakt antistoffen aan.” Van Schie onderzocht de afweerreactie tegen vier therapeutische antistoffen of daarvan afgeleide moleculen. “We hebben gekeken op welke plekken van de verschillende therapeutische antistoffen die patiëntenantistoffen binden, en we vonden dat ze vrijwel allemaal binden aan dat deel dat de werking van TNF zou moeten belemmeren. Dat verklaart waarom de medicijnen niet meer werken.”

Opvallende structuur

Een van de therapeutische antistoffen, infliximab (Remicade®), is een eiwit waarin stukjes van muizen-origine voorkomen. “Oorspronkelijk is deze antistof in muizen opgewekt. In het molecuul zijn echter grote delen van de muizenantistof vervangen door mensenantistof,” legt groepsleider Theo Rispens uit. "We hadden verwacht dat als patiënten antistoffen tegen  dit medicijn zouden maken, dat die tegen die muizenstukjes gericht zouden zijn, die zijn immers lichaamsvreemd. Dit bleek niet zo te zijn, ook bij infliximab zien we dat meer dan 90% van de antistoffen de TNF-remming blokkeert, we vinden geen reactie tegen de muizendelen. Kennelijk is er iets opvallends met de structuur van het TNF-bindende deel van de therapeutische antistoffen, waardoor het immuunsysteem gealarmeerd raakt.”
Verder onderzoek moet uitwijzen of de immuunreactie tegen het werkzame deel ook voorkomt bij andere therapeutische antistoffen dan de TNF-remmers. Dat is heel belangrijk voor de ontwikkeling van nieuwe biologische medicijnen, een klasse van geneesmiddelen die enorm in opkomst is. Wellicht kunnen toekomstige therapeutische antistoffen met een voor het immuunsysteem minder opvallend werkzaam deel ontwikkeld worden.

Personalized medicine

Sanquin test al jaren de bloedspiegels van patiënten op de aanwezigheid van therapeutische antistoffen en daaraan verwante medicijnen. Door regelmatig de bloedspiegels te controleren kan de patiënt ingesteld worden op het medicijn dat het beste voor hem werkt met een optimale dosering. Onnodige behandeling met een niet-werkzaam medicijn kan zo worden voorkomen. Omdat dit soort medicijnen duur zijn, kan hiermee ook veel geld worden bespaard.
Dit onderzoek is gepubliceerd in de Annals of Rheumatic Diseases
Zie ook: http://www.sanquin.nl/actueel/bloedonderzoek/therapeutische-antistoffen-biologische-medicijnen-toch-een-tikje-vreemd/

vrijdag 31 oktober 2014

Wetenschappelijk onderzoek naar donorgezondheid

Bij Sanquin vinden we de gezondheid van onze donors heel belangrijk. Die houden we niet alleen scherp in de gaten door de donors bij elke donatie te controleren. We voeren ook wetenschappelijk onderzoek uit, om meer inzicht te krijgen in de gevolgen van een donatie voor de gezondheid. 

Het “gezonde donor effect”

Dat klinkt simpeler dan het is. Je kan namelijk niet zomaar de gezondheid van donors met die van de rest van de bevolking vergelijken. Donors vormen een meer dan gemiddeld gezonde selectie. Donors zijn in de eerste plaats al door onze keuring heen gekomen. Ten tweede is het waarschijnlijk dat mensen die zich aanmelden als donor relatief gezond zijn. Als je de keus maakt om belangeloos bloed te geven om andere mensen beter te maken, ben je je ook vaak bewuster van je eigen gezondheid. Hierdoor is het vrijwel onmogelijk om te bepalen of gezondheidsverschillen tussen donors en de algemene bevolking zijn toe te schrijven aan de donaties, of aan de selectie van donors. We noemen dit het “gezonde donor effect”.

Nieuwe donors vergelijken met ervaren donors

Hoe kan je zo’n studie dan aanpakken? Voor een deel omzeilen we het gezonde donor effect door binnen onze donorpopulatie verschillende groepen met elkaar te vergelijken. Bijvoorbeeld donors die net zijn begonnen met bloed geven met donors met een lange staat van dienst. Kunnen we bijvoorbeeld verschillen zien in ijzervoorraden? IJzer, een essentieel bestanddeel van hemoglobine, heb je nodig voor het transport van zuurstof. Maar te veel aan ijzer kan weer tot hart- en vaatziekten leiden. Zou bloeddonatie daarom goed kunnen zijn voor je gezondheid? Ook daar doen we onderzoek naar. Het allermooiste zou zijn als we factoren kunnen vinden die onderscheid maken tussen donors voor wie regelmatig bloed geven gunstige effecten heeft en donors voor wie het minder gezond is. Dat je voor elke individuele donor vooraf kan bepalen hoe vaak hij kan worden opgeroepen. Maar dat is op dit moment nog toekomstmuziek.

Data delen

We houden al jaren allerlei gegevens van onze donors bij voor wetenschappelijk onderzoek, die we anoniem bewaren. Sinds 2007 hebben voor een grote studie met twee meetrondes tienduizenden donors vragenlijsten ingevuld op het vlak van demografie, leefstijl, donatie, gezinssamenstelling, gezondheid en ziekte. Die gegevens zijn gekoppeld aan donorgegevens, waaronder bloeddruk en hemoglobine metingen van donorkeuringen. Dit onderzoek, Donor InZicht, heeft een vracht aan data opgeleverd, waar ook onderzoekers uit andere werkvelden gebruik van kunnen maken. Bijvoorbeeld op het gebied van volksgezondheid, sociologie of biostatistiek. Wij werken graag met hen samen, zodat met de gegevens van onze donors nog meer wetenschappelijk onderzoek gedaan kan worden.

Katja van den Hurk is senior epidemioloog bij de afdeling Donorstudies van Sanquin

eerder geplaatst op 
http://www.sanquin.nl/actueel/blog-overzicht/wetenschappelijk-onderzoek-naar-donorgezondheid/

Eiwit op immuuncellen geeft license to kill

Op bepaalde immuuncellen zit een eiwit dat een license to kill kan afgeven. Dit schrijven onderzoekers van Sanquin Bloedvoorziening in het toonaangevende tijdschrift Nature Immunology. Deze ontdekking heeft implicaties voor celtherapie bij kanker.

Op bepaalde immuuncellen zit een eiwit dat een license to kill kan afgeven. Dit eiwit, Notch geheten, zorgt bij ernstige infectie voor de uitgroei van killer T-cellen, immuuncellen die met virus geïnfecteerde cellen dood maken. Bij de behandeling van kanker met celtherapie worden T-cellen uit bloed van de patiënt in het lab tot grote aantallen opgekweekt, waarna de patiënt ze terugkrijgt om de kankercellen te doden. Met meer Notch zouden deze T-cellen nog beter hun werk kunnen doen.

Directe afweer of lange termijn geheugen

Bij een infectie heeft het immuunsysteem meerdere taken. Het moet micro-organismen direct aanvallen. Daarnaast maakt het immuunsysteem ook geheugencellen aan, die het lichaam op lange termijn beschermen tegen herhaalde infecties. “Notch, een eiwit op de buitenkant van zogenoemde CD8 T-cellen, werkt als een sensor voor gevaar”, vertelt groepsleider Derk Amsen. “Bij Notch komen allerlei ontstekingssignalen samen. Wanneer er veel van die signalen zijn, zorgt Notch ervoor dat killer T-cellen worden aangemaakt. Deze immuuncellen kunnen direct toeslaan.”
Amsen, die zijn onderzoek deels op het AMC deed in samenwerking met de Erasmus Universiteit en de Amerikaanse Yale universiteit, onderzocht dit bij muizen die hij met het griepvirus infecteerde. "Hoe meer virus we toedienden, hoe meer killer T-cellen we vonden.” Maar kwam dit nu door Notch? De onderzoekers bootsten daarvoor een griepvirusinfectie na in het lab, door allerlei ontstekingseiwitten toe te voegen aan een mengsel van immuuncellen. ”We vonden dat als er meer ontstekingseiwitten in de kweek zitten, er meer killer T-cellen gevormd worden en ook meer Notch-moleculen op de cel ontstaan.”

Alarmbellen

Om uit te vinden hoe groot het belang van Notch is paste Amsen een genetische truc toe: hij maakte muizen zonder Notch. Toen hij deze muizen met griepvirus infecteerde zag hij dat deze veel minder bestand waren tegen griep. “Deze muizen maakten wel geheugencellen aan, maar de killer T-cellen die we vonden konden niet goed doden: ze maakten niet voldoende enzymen aan, de wapens waarmee ze met virus-geïnfecteerde cellen te lijf gaan. Notch op de cel is dus nodig voor de vorming van killer T-cellen. Amsen vond dat er allerlei ontstekingssignalen tegelijk nodig zijn om veel Notch op de cel te krijgen. “Dat beschermt het lichaam tegen de killer T-cellen, die ook schade aan gezond weefsel aan kunnen richten. Die wil je alleen hebben als je ze echt nodig hebt. Pas als alle alarmbellen af gaan geeft Notch een soort licence to kill wat leidt tot de aanmaak van killer T-cellen.”

Kankertherapie en vaccinatie

Notch stuurt dus de immuunreactie richting killing, en remt de vorming van immunologisch geheugen. Dat kan toegepast worden bij kankertherapie. Daarbij worden T-cellen uit het bloed van patiënten in het lab tot enorme aantallen opgekweekt. Door het kiezen van de juiste kweekconditie kan de hoeveelheid Notch op de cel worden verhoogd, waardoor deze betere killers kunnen worden en –eenmaal teruggegeven aan de patiënt- beter in staat zijn kankercellen te bestrijden. Omgekeerd kan juist meer geheugen worden opgebouwd door het toevoegen van remmers van Notch, wat kan worden toegepast bij vaccinatie. Daarbij wordt het lichaam voor lange tijd beschermd tegen ziekteverwekkers.

Eerder geplaatst als persbericht en op: eiwit op immuuncellen geef license to kill